Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij week tot haar naar den [26]weg, en zeide: Kom toch, laat mij tot u ingaan; want hij wist niet, dat zij zijn schoondochter was. En zij zeide: [27]Wat zult gij mij geven, dat gij tot mij ingaat? 26. Te weten, naar den weg waar zij zat. 27. Zij eist hoerenloon, niet uit begeerte van gewin, maar om hem namaals daarvan te overtuigen; gelijk blijkt onder, vs.25; en Juda was zo verrukt door de hitte van vleselijken lust, dat hij de stem van zijn schoondochter niet herkende.